maandag 14 juli 2008

Werk en gezin

Ruim vijf maanden zijn de kinderen nu, en ik ben al bijna twee maanden terug aan het werk. Maar het is er niet beter op geworden. Of beter: het went eigenlijk wel een beetje. Maar dat is net het erge. De eerste dag op het werk was de hel: huilen op de avond vooraf, ’s morgens, in de auto toen ik ze net bij de onthaalmoeder had achtergelaten, en op elk ogenblik van de dag dat ik aan hen dacht. En dat waren véél momenten. Nooit eerder heb ik zoveel uren in een dag ervaren, en op elk moment was ik me bewust van de fase waarin ze wellicht waren: eten, slapen, moe aan het worden, enz. Het was niet zozeer dat ik dacht dat ze doorlopend ongelukkig zouden zijn; ik besef wel dat zo’n kleintjes al heel gelukkig zijn als ze gewoon verzorgd en gekoesterd worden. En dat kan zo’n onthaalmoeder even goed als de echte mama. Maar het idee stond me niet aan dat ik zo makkelijk vervangbaar was. Ik was niet jaloers, maar ik was kwaad dat ik gedwongen werd mijn ‘natuurlijke’ taak te verlaten; razend op de maatschappij die het normaal vindt dat je weer gaat werken en die bovendien verwacht dat het je ook blij stemt.
Het heel felle gemis van die eerste dagen, waarin ik wel elke minuut had willen bellen om te vragen hoe het met de kinderen ging (met als hoofdvraag: “Hebben ze gelachen?”), is verminderd, gedimd, maar niet verdwenen. Nog steeds denk ik meerdere keren per dag aan hen en voel dan een opwelling van gemis, een wens om bij hen te zijn. Ik hoef ze niet zozeer de hele dag te zien, maar ze een keer te kunnen aanraken, dat velletje tegen mijn huid te voelen, hun geur in mij op te nemen, de donzige haartjes tegen mijn wang te voelen, en bovenal te voelen dat het mijn kinderen zijn. Maar ik zit 55 kilometer verderop en van aanraken kan geen sprake zijn. Een vreemde vrouw mag ze in mijn plaats aanraken omdat ik moet gaan werken en ik behoor me daarom gelukkig te voelen.
Mijn gedachtegang lijkt erop te wijzen dat ik alleen maar klaag en niet naar oplossingen zoek, maar niets is minder waar. Uren, dagen, weken is er al gepraat. En er zijn oplossingen: niet meer gaan werken, anders gaan leven. De oplossingen lijken me heerlijk, maar ik weet ook dat ze na 3 jaar, wanneer de kinderen sowieso naar school gaan, niet meer zo noodzakelijk zullen zijn. En dat de kinderen op een gegeven moment misschien wel méér zullen hebben aan een werkende (of minstens actieve) moeder dan aan een huisvrouw. Helaas is je positie op de arbeidsmarkt redelijk nihil als je na 3 jaar thuisblijven opnieuw werk gaat zoeken.
Zelfstandig worden is dan ook weer een risico dat ik met deze kleintjes niet wil nemen. Een beetje financiële zekerheid vind ik geen eis van deze tijd, maar een deel van het gevoel van geborgenheid dat ik mijn kinderen wil schenken. Maar ik hoop wel dat ik de stap ooit wèl durf zetten, als ik tenminste ooit een zelfstandige bezigheid ontdek waarbij ik niet in het weekend en ’s avonds moet werken, zodat ik mijn kinderen (en later pubers) de broodnodige aandacht kan geven.
Dus misschien is de huidige situatie nog zo slecht niet, en moet ik eigenlijk gelukkig zijn dat ik een gewone, werkende vrouw met min of meer regelmatige uren ben.
Toch besluipt het mij, dat roofdier in mijn hoofd, dat aan mijn tijdelijke tevredenheid met de situatie komt knagen en me toefluistert dat ik binnen 10 jaar niet moet zeggen dat ik gewenst had dat ik de oplossing 10 jaar eerder had bedacht.

Geen opmerkingen: