maandag 2 juni 2008

10 december


Met de pil in de vuilbak staat de deur naar een kind nu dan toch open. En niet zomaar op een kiertje, maar wagenwijd open. Van het ene moment op het andere zijn we niet zomaar meer een koppel, niet zomaar meer twee mensen die elkaar graag zien, maar een man en een vrouw die een kind zullen krijgen (of toch mogelijkerwijs zullen krijgen, want de statistieken over falende kinderwensen zijn ons ook niet ontgaan. Maar liefst 1 op 3 koppels heeft na een jaar nog geen kind en moet de medische wereld inschakelen. Eén op drie, dat is minstens 1 persoon van het gezin dat we wellicht zullen vormen. Niet weinig. Maar we zijn nog geen jaar verder, integendeel, we staan pas aan het prille begin).
Beginnen bij het begin is, in het geval van kinderen, toevallig wel een plezante taak. Meestal heiligt het doel de middelen, maar in dit geval hebben we het doel niet zozeer nodig om aan het middel te beginnen. Alleen lijkt dit middel helemaal van aard veranderd nu er een doel is bijgekomen: vrijen is niet zomaar vrijen meer, en al is de lust daarom nog geen last, toch is er een bewustzijn meegekomen. Seks hebben we plots niet meer met ons twee, maar met ons drie: Pablo, ik, en het besef dat we het doen om een kind te krijgen. De eerste keer vrijen voor een kindje werd daarom een beetje zoals de allereerste keer: onzeker, onwennig, en al bij al vrij memorabel. En ook: met ons hoofd meer bij de grote avonturentocht van spermacellen dan bij elkaar. Het was een bijna stressvolle bezigheid, eindigend in een lachsessie door Pablos droge opmerking: “Dat de beste mogen winnen!”.
Maar, uiteindelijk, alles went, en dus ook het vrijen voor een kind.

Geen opmerkingen: